taal van verbeelding
Filosofisch
Als leven vrucht draagt
zie het zaad
in de dag uitgezaaid over akkers
hoor stemmen
’s nachts in het licht van de maan
een vrouw
waagt te baren waar duister verstaat
nu dagen weer
lengen ontkiemt zaad om te dragen
en het korten
van nachten stilt het wachten op licht
de vrouw die
gebaard heeft leeft haar dagen in trouw
’t geheim van
bevruchting mag leven in mij en in jou
Bezwangerde dood
wat het zwaarst weegt
wordt naar het licht
geheven
terwijl hoop
nog zijdelings slaapt
naast het gezicht
dat al verweven was
met ’t doodse
maar nu de waarheid
stap voor stap
het duister
van de dag
toelacht
wordt de aarde plek
een blinde vlek
waarin een mens
ooit zeer gewenst
de twijfel baarde
Bloeiwijze
jij
die breed ter sprake
op de tong ligt
een horizon te smal
tal van namen
toegedicht krijgt
op handen wordt
gedragen
zo ben je gezwicht
voor wat men liefde noemt
misschien daarom
wel geslagen
toen je ouder werd
durfde wagen stem te zijn
maar men schreef
brieven
vol met grieven over
je bloeiwijze van leven
zo stuit je
op weerstand
hand over hand
neemt het toe
en nu
nu kruip je je
knieën stuk
stuk voor stuk - stuk
vanwege het plot
wat uit ijzer
gesmeed is
als geboden van god
waarvan je weet
dat het vuur
vlamvat in ’t uur
van de doofpot
en nog leef je
in de kracht
waarvan het zijn
kwetsbaar zacht is
blijft pijn tot ter dood toe
aan pijn
zo vraagt alleen
de eind’ loze tijd je
om onontkoombaar
te sterven
zal je grafsteen
schaamtevol blozen
als geliefden jouw namen
gaan kerven
die spreken van doorgaande
trouw
Aan moeders borst
de vogels ze zweven
op golven van licht
worden niet moe
een kind gevoed
na ’t kolven
rust nog even
aan moeders borst
luisterend naar het
schemerdicht
verweven
met haar voedster
hoedster van het leven
ontbloot het zich
in zalige streling van de wind
speelt dromerig
met kraalogen van vogels
die
nu blindelings onder luid gewag
’t kind beschermen
en zijdelings hun vleugels
kantelen
lucht besnijden en
in hun vlucht
bogen spannen hoog geducht
goden doen zwijgen
uitgebannen
Beeldentuin
hier in de tuin
eist steen
de stilte voor zich op
alle geluid
dat ook maar enigszins
verbeeldt geluid te zijn
schept zich illusie
want hier
waar niets beweegt
niets spreekt
valt alles stil in het
reeds gevormde beeld
Beetje filosoferen
oud worden
ik waag me er niet aan
in een laatje geordend
is me vroeg of laat genoeg
nee vraag me niet
wat ik nu wil
de tijd gedwee en traag
vol met vragen stilt me
neemt me mee
waarheen en hoe
een stekkie aan de Rijn
bij god dat ik het weet
het zal te zot
voor woorden zijn.
Bedwelming
alles is liefde
schalt uit de radio
het is
vijf voor twaalven
’t nieuws valt binnen
als een bom
na het reclameblok
dat zinnenprikkelend
en factor vullend
onze huid beschermd
tegen de felle zon
alles is liefde
deze zin blijft hangen
krult hier en daar
wat lippen
terwijl de ether
als bedwelmend middel
steeds opnieuw
verlangen vult
De gezelligheid verdween
ooit
was het
zo gezellig tussen ons
ooit
toen de mussen
pikten van het brood
door jouw hand uitgestrooid
of
toen de regen drupte op
het zolderraam wij samen
dronken werden
of
toen je het licht
verdonkeremaande
verstolen uit de polder
ik weet nog
je reikte het aan
’t viel
door mijn zwakke handen
op de tafel
het scheen
alsof de noesten lachten
ooit
toen we
nog konden wachten dat
het volbrachte
waarheid worden zou
ooit
maar nu
nu jaren later blijkt
dat jij en ik wij samen dat
knusse wat er was
tussen ons beide
node kunnen missen
omdat
de liefde dieper wacht