taal van verbeelding
Persoonlijk
Bejaarden gymnastiek
het is gaan jeuken
de ouderdom
zoals vroeger het touw
tussen je benen
bij het klimmen
nu moet je hem smeren
de huid
vet houden
de rest van de tijd
die je nog hebt
het is een vorm van gymen
twee maal per dag
een soort ouderentoeslag
maar dan in je blootje
maar zolang je 't nog kunt
het buigen en rekken
de spiegel je toeschouwer is
die handklapt en zegt
zet hem op ouwe
dan ga je ervoor
ondertussen hangt
althans zo stel ik me voor
dat het ruikt
een walm als van
gebalsemde mummies
zwaar tegen 't plafond
van de badkamer
en als je het weer hebt gered
laat je het voor dat je je
kleding aantrekt net
als zweet even indrogen
de ouderdom is gaan jeuken
leuker
kunnen we het niet maken
Dat tere
toen gij mij
de vrouw schonk
verbeeldhouwd uit
’s mans rib
zou ik het
niet geweten hebben
dat zij een deel uit mij is
als jij het niet gezegd had
maar nu ze zo
verleidelijk naast me ligt
tart je mijn verbeelding
tot aan het uiterste begin
waaraan geen einde is
zet je me zinnen
tot op het scherpst
van snede
in huid geschreven neer
nee het enkele deel van mij wat
in haar herkenbaar is
is slechts een fractie
van wie ze is ze heeft zoveel
meer in zich
zoveel meer dan ik
zoveel dat ik niet eens probeer
haar te definiëren
alleen haar lichaam al
dat tere
Haar dag – mijn dag
ze blijft achter
op mijn lippen
zachter dan de dauw
ontglipt ze me lijfelijk
de dag in
’t blauw van de hemel
klimt al wakker wachtend
op de bagagedrager
van haar fiets
maar alle trage woorden
lief en tongstrelend
op mijn hunkerende
huid geschreven
zingen in mijn zinnen rond
ik draai me nog eens om
want morgenstond dwaalt
vuurblond onder het linnen
mijn dag hij wil maar niet beginnen
Als het de kop op steekt
ik herkende je in één
blik
ja
slechts
een
oogopslag
jij
die altijd schemerig rondwaart
in ’t zwak
van mijn gekende lendenen
en in ’t geniep
de kop op steekt
als ik mijzelf verlies
aan ’t aardse
jij weet
en zinspeelt dan op iets
waardoor
ik gevaarlijk over hel
vertel nu niet dat het niet zo is
‘k verlang dan
enkel naar
wat rust
op zelfbevrediging
maar er is één ding
dat jij niet weet
als zij mij kust
ontwaak ik
‘s morgens
in het bed waarin
het naakste naakt
herboren
onder de witste laken ligt
Persoonlijk
Achter het glas
ik staar in
de zwijgende verten
nergens is stilte
zo dichtbij
mijn ogen ze
vergen
geen kijken m’n voeten
geen gaan
er is
geen ik wil
geen dit of
geen dat
de wereld is klein
hier zes hoog achter
het glas waar
de tik op mijn
schouders mij vraagt
of zij nog past in
mijn brein en ik
kijk naar de
blik in haar ogen
het staren voorbij
De timmerman
toen hij nog was
de timmerman
’t hout
wat onder handen kwam
tot leven bracht
toen hij nog was
een nagel
nog geen doodskist had
geen slag gemist
bij ’t lage water
de spijker op z’n kop
het hout in joeg
god de architect
van ieder kruis
dat in een huis
te vinden was
men had het
maar te dragen
vragen gaf geen pas
wist wanneer
verbindingen
hun grip verloren
en ieders naam
gebeiteld zat
totdat
hij verstek moest laten gaan
Als water brandt
zes jaar
daar stond ik dan
of het gisteren was
op rand van de bouwput
er dreef olie
op het groezelige water
verwoede pogingen
deden het geen
vlam vatten
begreep het niet
nu ben ik
midden zestig
zie ik soms water branden
in een zee van verwondering
Ben ik een vreemdeling?
waarom verzet
het zacht vrouwelijke
zich zo krachtig
tegen mij - vreemd
gaan mijn gedachten
op de loop
alsof ik een man ben
die verlangt
alleen maar verlangt
naar het diepst
beamend
samengaan
is dat nou zo vreemd?
Ach laten we drinken
ik zie de rimpels in
je handen
je gezicht
en hals
je heft het glas
er fonkelt wijn
ongedwongen
in een oog
op slag begint
herinnering zijn
rol te spelen
wijn
brengt kleur
aan op de wangen
zoals vroeger
toen ik je
langer dan jij wenste
tutoyeerde
het stond je altijd
goed
maar nu de tijd
aan jou en mij
gerijpt is
als de wijn aan jaren
en
het bedaarde
intrede heeft gedaan
kleuren je
plooien mee
in de weerspiegeling
van ’t glas
ach mooier kan
de dronk
niet zijn